Oefening 3

Verwijswoorden invuloefening

Verwijswoorden Invuloefening

1. Dit is het boek ____ ik net heb gelezen.

2. De jongen ____ hier woont, is mijn vriend.

3. Hij vertelde iets ____ ik niet begreep.

4. De taart ____ je gisteren hebt gebakken, was heerlijk!

5. Ken jij de vrouw ____ net is binnengekomen?

6. Dat is de winkel ____ we altijd onze boodschappen doen.

7. De docent vertelde iets ____ erg interessant was.

8. Het kind keek naar de hond ____ vrolijk blafte.

9. Het cadeau ____ ik heb gekregen, is erg mooi.

10. Hij is iemand ____ je altijd kunt vertrouwen.